Ben jij ook zo iemand die een kappersbezoek zo lang mogelijk uitstelt? Ik wel. Tot ik op een ochtend wakker word en denk: nu moet het echt gebeuren. En dan het liefst à la minute. Gelukkig heeft mijn kapster Esther meestal wel een gaatje in haar agenda waar ik nét in pas. Zo ook vandaag.
Dat uitstel heeft trouwens vooral te maken met het simpele feit dat ik niet zo dol ben op mezelf. En dan is een half uur turen in de kappersspiegel pure zelfkwelling. Nog erger: de stoel waar ik altijd in zit, staat pal voor een GROOT raam. Je kunt dus met recht zeggen dat ik op mijn lelijkst op straat zit. Nee, niet wegwuiven met een “zal best meevallen.” Een vrouw knapt echt níét op van nat haar met roze klemmetjes.
Eenmaal in de kappersstoel zie ik in stilte hoe mijn lokken als herfstbladeren op de grond dwarrelen. Alle tijd om mijn rimpels, lijnen en – o, wat heb ik eigenlijk kleine ogen – te inspecteren. Ook mijn neus, oren en onderkin komen langs: score? Gemiddeld. Uiteindelijk is het gaatje in de agenda van mijn kapster weer gevuld.
“Nog even droogblazen, vijf min en je bent klaar.”
Vijf min? Heb ik dat niet goed gehoord? Of heeft mijn kapster, naast haar jeukwoorden superfijn, supergezellig en top!, ook een nieuwe taaltrend opgepikt?
Het antwoord volgt snel. Onder het föhnen vertelt ze opgewekt:
“Ik ga morgen met mijn fam naar het Kralingse Bos. Barbecueën. Gezel!”
Nu ben ik de jongste niet meer, maar gelukkig hebben mijn hersens nog niets aan taallenigheid ingeboet. Mijn grijze cellen vullen automatisch de ontbrekende delen van de afkortingen aan: familie en gezellig. Heb ik hier een lokale taaltrend te pakken, of waait dit al landelijk rond?
Vragen staat vrij, dus: “Zeg Esther, die afkortingen die je gebruikt – is dat een nieuwe trend, of hebben jullie een soort kapperscode? Gewoon uit nieuwsgierigheid.”
Esther kijkt me verbaasd aan; in haar gedachten verander ik vast in een superoude slagroomtaart.
“O, zo praten mijn kinderen tegenwoordig. Nog nooit gehoord?”
“Nee.”
Daarmee is het onderwerp voor Esther afgehandeld. Ze föhnt mijn haar verder droog en wrijft er daarna een heerlijk zoet ruikende wax in. Een collega van Esther komt bij ons staan. Dat zij ook kapster is, zie ik niet alleen aan haar kappersschort – een waterval van superleuks en wonderlijke afkortingen volgt. Waar je mee omgaat …
Ik kan het niet laten en antwoord glimlachend in dezelfde kriebeltaal:
“Ja, ik zie er inderdaad supertop uit.”
In gedachten bedank ik het universum: fijn dat mijn kapster beter knipt dan zinnen bouwt.
Ik trek m’n jas dicht en doe de deur open. Esther zwaait me na met haar kenmerkende lach: “Tot de volgende keer, Gezel!”
Met een frisse coupe en gloednieuwe taalkennis stap ik het lentezonnetje in.
© Sophie Dijkgraaff