Het ziekenhuis is verbouwd wat zorgt voor trammelant. Want waar je vroeger rechtsaf moest, om op je afspraak te raken, moet je nu linksaf. Of rechtdoor. Geen mens die het weet. Ook de wegwijsbordjes leveren geen oplossing, die moeten nog omgehangen worden. Helaas bezoek ik het medisch centrum zo vaak dat het mij intussen duidelijk is hoe ik bij het afnamelaboratorium kom.

Daar heeft de bouwploeg evenzo huisgehouden. Werd je voorheen begroet door een verpleegster achter de balie, haar loket is dichtgemetseld. De zuster zelf is tijdens de metamorfose omgetoverd tot een witte zuil die, nadat ik enkele geluidloze vragen heb beantwoord, een nummer uitspuugt. Dit alles geschiedt onder de strenge blik van een vrouw die hier vrijwillig staat om de onwetende desgewenst bij te staan.

Eenmaal zittend in de vernieuwde wachtkamer constateer ik dat er nog dertig wachtenden voor me zijn. Het schijnt dat als een mens weet waar hij aan toe is, hij het lot dat hem treft rustig ondergaat. Ik niet. Ongedurig hoor ik tegenover me twee zwangere vrouwen babbelen over het waarom ze hier zitten. Zwangerschapsdiabetes.
‘Gelukkig is het tijdelijk.’
‘Inderdaad, je zult het maar altijd hebben.’ En zo kabbelt het verder.
Verderop braakt de pilaar een nieuw nummer uit. Een oudere vrouw komt op ons aflopen.

‘Zo dat is een dikke buik. Hoe ver bent u al?’ De laatst gearriveerde neemt plaats.
‘Tweeëndertig weken,’ antwoordt de aanstaande moeder.
‘En u?’
‘Dertig weken. ’t Zijn twee jongetjes.’
‘Ach wat leuk!’
De zwangere vrouw aait over haar buik die, ondanks dat er een tweeling in rond zwemt, gering is.
‘Ja, ik ben dolgelukkig al zegt iedereen dat het zwaar gaat worden.’
‘Ach quatsch. Aan één moet je toch ook wennen. Echt je zult ziet, je moet er alleen even handigheid in krijgen.’

Dan gebeurt dat waar ik altijd voor huiver. Eindeloos oreert de oudere vrouw over hoe mooi het is om een tweeling op te voeden. Lustig stort ze wijze raad uit over de zwangere vrouw die haast ontploft van het geluk dat haar treft. Spontaan krijg ik zin om ook aan het baren te slaan. Dan hoor ik de toekomstige mama vragen: ‘Hoeveel kinderen heeft u opgevoed?’
‘Geen één. Ik moet er niet aan denken!’
Meerdere koppies kijken verwonderd op. Ik ben niet de enige die afluistert …

© Sophie Dijkgraaff

Wij maken op deze website gebruik van cookies. Een cookie is een eenvoudig klein bestandje dat met pagina’s van deze website wordt meegestuurd en door uw browser op uw harde schrijf van uw computer wordt opgeslagen.